In de eerste maanden van 2010 liepen de prijzen in korte tijd snel op. In april waren de afzetprijzen 11 procent hoger dan een jaar eerder. Daarna vlakten de producentenprijzen af. In juli was er sprake van een stijging van 9 procent.

In vrijwel alle branches rekenden de fabrikanten in september meer voor hun producten dan een jaar eerder. Bij de aardolieverwerkende industrie en de chemische industrie was de toename van de prijzen het grootst, met respectievelijk ruim 25 en bijna 18 procent. Dat komt vooral door de sterke stijging van de olieprijs, die zo’n 25 procent hoger lag dan een jaar eerder, lichtte CBS-econoom Michiel Vergeer toe.

Voedingsmiddelenindustrie

De prijsstijging bij de voedingsmiddelenindustrie bedroeg ruim 7 procent. Het verschil werd vooral veroorzaakt door de hogere zuivelprijzen. Voor melk, kaas, boter en margarine moesten fabrikanten soms wel 20 procent meer betalen. En als de grondstoffen duurder worden, komt dat ook tot uitdrukking in de prijs van het product.

De consument merkt overigens weinig van deze prijsstijgingen, aldus Vergeer. Neem bijvoorbeeld de benzinepomp. Er zijn zoveel andere factoren in de benzineprijs verwerkt, zoals transportkosten en accijnzen, dat de olieprijs maar voor een klein deel meeweegt in de rekening die de automobilist aan de kassa betaalt.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl